- round
- adj. cirkel--------adv. rondom--------n. ronde; cirkel--------prep. rondom--------v. afronden, afmakenround1[ raund]I 〈telbaar zelfstandig naamwoord〉1 bol ⇒ ronding2 ronde ⇒ rondgang; toer3 snee ⇒ stuk4 schot ⇒ geweerschot5 kring ⇒ groep mensen6 〈muziek〉drie/vierstemmige canon♦voorbeelden:2 go/make one's rounds • zijn ronde maken, visites afleggen 〈van dokter〉go/do the rounds • de ronde doen, doorverteld wordenhe stood us a round of drinks • hij gaf een rondje3 round of beef • lendestuk¶ a round of applause • een applausII 〈niet-telbaar zelfstandig naamwoord〉1 rondheid ⇒ het rond-zijn2 volledigheid ⇒ totaliteit3 rondte♦voorbeelden:3 in the round • losstaand, vrijstaand 〈van beeld〉; 〈figuurlijk〉alles welbeschouwdtheatre in the round • théâtre en rond, arenatoneel————————round2〈bijvoeglijk naamwoord; roundness〉1 rond ⇒ bol, bolvormig2 rond ⇒ gebogen, cirkelvormig3 rond ⇒ compleet; afgerond 〈van getal〉; 〈figuurlijk〉 rond, oprecht♦voorbeelden:1 round cheeks • bolle wangen2 round brackets • ronde haakjes〈geschiedenis〉 the Round Table • de tafelronderound trip • rondreis; 〈Amerikaans-Engels〉retour3 in round figures • in afgeronde getallenin round terms • ronduit¶ round robin • petitie〈ook attributief〉 round robin • toernooi waarbij elke deelnemer tegen elke andere uitkomt————————round3I 〈onovergankelijk werkwoord〉1 rond worden ⇒ zich ronden♦voorbeelden:1 her eyes rounded with surprise • haar ogen werden groot van verbazinground out • dik worden, opzwellenII 〈overgankelijk werkwoord〉1 ronden ⇒ rond maken; 〈ook figuurlijk〉 afronden2 ronden ⇒ om(heen) gaan3 omringen4 rondgaan ⇒ rondrijden/lopen (op/in)♦voorbeelden:1 round down • naar beneden afrondenround off sharp edges • scherpe randen rond afwerkenround off • besluiten, afsluiten 〈avondje e.d.〉2 round a corner • een hoek omgaan¶ round out • afronden 〈verhaal, studie〉round (up)on someone • tegen iemand van leer trekken, zich woedend tot iemand keren→ round upround up/————————round4〈bijwoord〉1 〈richting; ook figuurlijk〉rond ⇒ om2 〈plaats; ook figuurlijk〉rondom ⇒ in het rond3 bij ⇒ bij/voor zich4 〈tijd〉doorheen♦voorbeelden:1 next time round • de volgende keerhe did it the right/wrong way round • hij deed het goed/verkeerdsend round • verspreidenhe talked her round • hij praatte haar omround and round • als maar rond2 they were shown round • ze werden rondgeleidall round • rondom; voor alles en iedereen; in alle opzichtenI lost my ring round here • ik ben mijn ring hier in de buurt verloren3 they asked us round for tea • ze nodigden ons bij hen uit voor de theethey brought her round • ze brachten haar weer bij (bewustzijn)send round for the girl • stuur iemand om het meisje te halen4 all year round • het hele jaar door————————round5〈voorzetsel〉1 〈plaats en richting; ook figuurlijk〉om ⇒ rondom, om … heen2 〈plaats en tijd〉nabij ⇒ omstreeks♦voorbeelden:1 round the corner • om de hoekthey sat round the storyteller • ze zaten rond de verteller2 round 8 o'clock • omstreeks acht uurit must be somewhere round the house • het moet ergens in (het) huis zijn
English-Dutch dictionary. 2013.